Cees Bolding

[Opleiding: Rijksnormaalschool voor Kunstnijverheid (Amsterdam) leerling van de Rijksakademie van 1915-1921 Rijksakademie van beeldende kunsten (Amsterdam). Leerling van: Franco-Cohen Gosschalk, Margaretha Josephine Elisabeth, Jurres, Johannes Hendricus, Sturm, George, Waay, Nicolaas van der. Leraar van: Binkhorst, Liesbeth; Cramer, Otto; Fooy, Joh. de Geesink, Elly; Geus, Gerrit Jan de; Kluytmans, Hetty Krijger, Henk; Liesker, Joop; Munnik, Henk; Plettenberg, Ton Slot, Albert; Straus, J.B.M.; Stuurman, Rein; Vanèn, Frits Veerman, Leendert; Voskuyl, Gijs; Vries, Eeltje de; Wit, Gerard de; Woudt, Gerrit N.; Zeegers, Jos Werkzame periode: 1919 - 1970 : Wormerveer 1919, Urk 1920, Amsterdam 1920-1921, Den Haag tot 1969 en Scheveningen 1969-1970. Bolding verkreeg drie maal de koninklijke subsidie, in 1919 de Johan Cohen Gosschalkprijs, drie maal de Willink van Collenprijs en de zilveren medaille in de Prix de Rome. Hij gaf les aan het Rijksinstituut te Amsterdam en was adjunct-directeur aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag. Zijn onderwerpen waren: stad, bos, portret, figuur, marine, havens en bedrijven. Ook het vissersleven heeft hem zeer geïnspireerd. Zijn werk is aangekocht door o.m. het Gemeentemuseum Arnhem, Gemeentemuseum Den Haag en het Singer Museum Laren.]