Matthijs Maris

Matthijs Maris (1839-1917) wordt geboren in 1839 in Den Haag. Zijn vader is boekdrukker. Zowel zijn jongere broer Willem (1844-1910) als zijn oudere broer Jacobus (1837-1899) worden kunstschilders, evenals Matthijs. Matthijs Maris volgt zijn opleiding van 1852 tot 1855 aan de Haagse Tekenacademie. In deze periode kopieert hij veel in opdracht van de kunsthandelaar A.A. Weimar. De drie daaropvolgende jaren wordt Maris door een beurs van koningin Sophie in de gelegenheid gesteld in Antwerpen aan de academie te gaan studeren. Naast de op de academie voorgeschreven werken schildert Matthijs portretten van zijn vrienden en studiegenoten. Deze vroege portretten zijn op academische wijze geschilderd, naturalistisch, in voornamelijk grijze, bruine en zwart-bruine tonen met oker. Hij hield van sterke licht-donkercontrasten, waarin hij de lichtval accentueert met toetsen witte en geelwitte verf. Matthijs en zijn broer Jacobus krijgen in 1859 van prinses Marianne een opdracht voor een aantal portretten van haar voorouders. Deze opdracht stelt hen in staat te reizen en te schilderen in Oosterbeek en Wolfheze met onder andere de kunstschilder Anton Mauve (1838-1888). Dit is het begin van de derde periode. In 1860 vestigen ze zich in Oosterbeek. Dit verblijf wordt eenmaal onderbroken door een reis naar Lausanne en Geneve. In Oosterbeek schildert Matthijs landschappen in naturalistische trant, met veel details, in warme kleuren en lichtblauwe luchtpartijen. In Lausanne heeft hij verschillende tekeningen gemaakt van het silhouet van de stad. Matthijs wil geen broodschilder zijn. Hij ontwikkelt een flinke aversie tegen het werken in opdracht. Schilderen ziet hij als het weergeven van gevoelens en ideeën die uit de schilder zelf komen. In 1865 vertrekt zijn broer Jacobus naar Parijs. Matthijs blijft achter en richt zich op religieuze thema’s. In 1869 gaat Matthijs op aandringen van zijn moeder en jongere broer Willem ook naar Parijs. Dit is de vierde periode in zijn oeuvre. Hij voelt zich er gauw thuis, maar stoort zich aan collega’s die aan kunst willen verdienen. Hij weigert opdrachten waar hij niet achter staat en raakt verbitterd. Van 1870 tot 1871, tijdens de Frans-Duitse oorlog, meldt Matthijs zich aan voor de Garde-Nationale. Hij loopt veel wachtdiensten uit plichtsgevoel en waarschijnlijk ook uit financieel oogpunt. In 1871 vertrekt zijn broer Jacobus weer naar Nederland. De broers zullen elkaar nooit terugzien. In 1877 vertrekt Matthijs op verzoek van de kunsthandelaar Daniël Cottier naar Londen. De samenwerking verloopt niet soepel en in 1888 komt het tot een definitieve breuk tussen Matthijs Maris en Cottier. In deze periode schildert hij graag kinderen, soms in combinatie met dieren, in grijsbruine tonen. In 1917 overlijdt hij te Londen.